Wetboek-online maakt gebruik van cookies. sluiten
bladeren
zoeken

Jurisprudentie

BB4528

Datum uitspraak2007-09-18
Datum gepubliceerd2007-09-28
RechtsgebiedBouwen
Soort ProcedureEerste aanleg - enkelvoudig
Instantie naamRechtbank Utrecht
ZaaknummersSBR 07/1314
Statusgepubliceerd


Indicatie

De rechtbank heeft de sloopvergunning geschorst, omdat verweerder de sloopvergunning heeft verleend zonder dat de veiligheid voldoende is gewaarborgd. Verweerder heeft namelijk niet kunnen aangeven hoe en wanneer het gat zal worden gedicht dat door de sloop van de passerelle op de eerste verdieping van het winkelcentrum zal ontstaan. De rechtbank acht het bestreden besluit in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten.


Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT Sector bestuursrecht zaaknummer: SBR 07/1314 uitspraak van de enkelvoudige kamer van 18 september 2007 inzake Bowling Maarssen B.V., gevestigd te Maarssen, eiseres, tegen het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Maarssen, verweerder. Inleiding 1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van verweerder van 1 mei 2007, waarbij het bezwaar van eiseres tegen het besluit van 8 december 2006 ongegrond is verklaard. Bij laatstgenoemd besluit is aan de gemeente Maarssn een sloopvergunning verleend voor het slopen van een passerelle ter hoogte van de parkeergarage P2 op het perceel Bisonspoor te Maarssen. 1.2 Het beroep is behandeld ter zitting van 4 september 2007, waar namens eiseres [belanghebbende] is verschenen, bijgestaan door mr. D.H. Nas, advocaat te Nijmegen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door mr. D. Goris en A. Vos, beiden werkzaam bij de gemeente Maarssen. Overwegingen 2.1 In artikel 8.1.1, eerste lid, van de Bouwverordening 2006 (hierna: Bouwverordening) van de gemeente Maarssen is bepaald dat het verboden is bouwwerken, standplaatsen en woonwagens daaronder begrepen, te slopen zonder of in afwijking van een vergunning van burgemeester en wethouders (sloopvergunning). Artikel 8.1.6 van de Bouwverordening bepaalt dat een sloopvergunning moet worden geweigerd indien: a. de veiligheid tijdens het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd; b. de bescherming van nabijgelegen bouwwerken in verband met het slopen onvoldoende is gewaarborgd en ook door het stellen van voorschriften niet op een voldoende peil kan worden gewaarborgd; c. een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988 of een provinciale of een gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze niet is verleend; d. een vergunning ingevolge een leefmilieuverordening op grond van de Wet op de stads- en dorpsvernieuwing is vereist en deze niet is verleend; e. een aanlegvergunning op grond van het bestemmingsplan of op grond van een voorbereidingsbesluit is vereist en deze niet is verleend. 2.2 De sloopvergunning heeft betrekking op de passerelle die de toegang vormt tot de eerste verdieping van Winkelcentrum Bisonspoor. De passerelle is toegankelijk via een trap ter hoogte van de parkeergarage P2. Het winkelcentrum beschikt ook over een andere toegang. Die wordt echter na sluitingstijd van de winkels afgesloten. Het gevolg hiervan is dat Bowling Maarssen, dat in het winkelcentrum is gelegen, na de winkelsluiting alleen nog maar toegankelijk is via de passerelle. Door de sloop van de passerelle zal het bowlingcentrum nog maar beperkt toegankelijk zijn. Om tot een oplossing van dit probleem te komen hebben er verschillende gesprekken plaatsgevonden waarbij eiseres, de verhuurder van Bisonspoor en verweerder betrokken zijn geweest. Tot op heden is er echter geen voor partijen bevredigende oplossing. 2.3 Een sloopvergunning kan slechts worden geweigerd indien er sprake is van één van de limitatieve weigeringsgronden van artikel 8.1.6 van de Bouwverordening. Naar het oordeel van de rechtbank is in het onderhavige geval sprake van de onder a. van dat artikel genoemde grond. De rechtbank is als volgt tot dat oordeel gekomen. 2.4 Door het slopen van de passerelle zal op de eerste verdieping van het winkelcentrum een gat ontstaan in de gevel. Dat door het gat een onveilige situatie zal ontstaan, leidt geen twijfel. Ook verweerder beseft dat een dergelijk gat een onveilige situatie oplevert. Verweerder heeft ter zitting aangevoerd dat het gat uiteraard wordt gedicht. Verweerder heeft echter niet kunnen aangeven op welke wijze het gat wordt gedicht en wanneer dat zal plaatsvinden. Evenmin heeft verweerder voorwaarden aan de sloopvergunning verbonden die specifiek zien op het dichten van het gat dat door de sloop zal ontstaan. De aan de vergunning verbonden voorwaarde dat alle met betrekking op het slopen te verrichten werkzaamheden geen gevaarlijke situaties mogen opleveren, acht de rechtbank daartoe niet voldoende. Daar komt nog bij dat verweerder heeft verklaard dat hij het dichten van het gat een verantwoordelijk acht van de verhuurder van Bisonspoor en niet van de houder van de sloopvergunning. Verweerder heeft de sloopvergunning dan ook verleend zonder dat de veiligheid voldoende is gewaarborgd. De rechtbank acht het bestreden besluit, gelet op het voorgaande, in strijd met het bepaalde in artikel 3:2 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) dat het bestuursorgaan bij de voorbereiding van een besluit de nodige kennis vergaart omtrent de relevante feiten. Ook is de uitspraak van verweerder in strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb waarin is bepaald dat de beslissing op bezwaar dient te berusten op een deugdelijke motivering. De rechtbank zal het beroep gegrond verklaren en het bestreden besluit vernietigen. 2.5 Tevens ziet de rechtbank aanleiding om met toepassing van artikel 8:72, vijfde lid, van de Awb een voorlopige voorziening te treffen en het primaire besluit van 8 december 2006 te schorsen tot twee weken na de bekendmaking van een nieuw door verweerder te nemen besluit op bezwaar. 2.6 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eiseres in verband met de behandeling van het beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Deze kosten zijn op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht vastgesteld op € 644,- (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, wegingsfactor 1, waarde per punt € 322,-) als kosten van verleende rechtsbijstand. Beslissing De rechtbank Utrecht, 3.1 verklaart het beroep gegrond; 3.2 vernietigt het besluit van 1 mei 2007; 3.3 draagt verweerder op om binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar te nemen; 3.4 schorst het besluit van 8 december 2006 tot twee weken na de bekendmaking van de te nemen beslissing op bezwaar; 3.5 bepaalt dat de gemeente Maarssen het door eiseres betaalde griffierecht ten bedrage van € 285,- aan haar vergoedt; 3.6 veroordeelt verweerder in de proceskosten ten bedrage van € 644,-, te betalen door de gemeente Maarssen. Aldus vastgesteld door mr. R.P. den Otter en in het openbaar uitgesproken op 18 september 2007. De griffier: De rechter: mr. G. Delissen mr. R.P. den Otter Afschrift verzonden op: Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van verzending hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA Den Haag. Let wel: Ook als u in deze uitspraak (gedeeltelijk) in het gelijk bent gesteld, kan het van belang zijn hoger beroep in te stellen voor zover de rechtbank gronden uitdrukkelijk en zonder voorbehoud heeft verworpen en u daar niet in wilt berusten. Zaaknummer: SBR 07/1314 blad 3